Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) waarschuwt dat groene subsidies landen doen “afglijden naar protectionisme”. Dat maakt het extra moeilijk voor arme landen om toegang te krijgen tot groene technologie en zo hun uitstoot van broeikasgassen te verminderen.
Voorafgaand aan de recente top van de ministers van Financiën en de centrale bankiers van de G20 in India had IMF-baas Kristalina Georgieva in een blog geschreven dat er “tekenen van vooruitgang zijn, nu grote economieën hun fiscale kaders afstemmen om de groene transitie te versnellen”.
“Maar het beleid moet wel gericht blijven op die transitie – in plaats van binnenlandse bedrijven een concurrentievoordeel te bieden”, aldus Georgieva.
Technologie delen
Ze vervolgde dat het beleid “zorgvuldig moet worden ontworpen om kwistige uitgaven of spanningen rond handel te voorkomen, en om ervoor te zorgen dat de technologie wordt gedeeld met ontwikkelingslanden”.
In de Indiase stad Bangalore kwamen de ministers van Financiën van de 20 grootste economieën ter wereld alleszins overeen om “protectionisme te bestrijden” – een verbintenis die zij bijna elk jaar aangaan op de top.
Race om groene subsidies
De recent goedgekeurde Inflation Reduction Act in de VS geeft iedereen die een elektrisch voertuig koopt een subsidie van 7500 dollar. Maar: dat voertuig moet wel in Noord-Amerika geassembleerd zijn.
Deze voorwaarde heeft tot woede geleid in sommige auto-producerende landen. Zij zien het als een oneerlijke poging om autobedrijven te overhalen om naar de VS te verhuizen.
De Europese Unie (EU), het Verenigd Koninkrijk, Japan en Zuid-Korea hebben allemaal een klacht ingediend bij de Amerikaanse regering. De EU overweegt nu ook om haar regels te versoepelen zodat overheden meer subsidies kunnen verlenen aan fabrikanten van elektrische voertuigen.
Maar net zoals Georgieva hebben de campagnevoerders en analisten uit ontwikkelingslanden hun bezorgdheid geuit over dergelijke maatregelen.
Fabby Tumiwa, hoofd van de Indonesische denktank Institute for Essential Services Reform, zegt dat ontwikkelingslanden toegang moeten krijgen tot groene technologie en investeringen om vervuilende industrieën zoals de steenkoolwinning te kunnen uitfaseren. Deze landen hebben immers “zeer beperkte mogelijkheden” om te concurreren tegen de incentives en subsidies van de rijke landen.
Volgens Tumiwa kunnen opkomende economieën enkel terugslaan door beleid op te leggen dat de uitvoer van grondstoffen beperkt en de verwerking ervan binnen de eigen grenzen houdt.
“Wat rijke landen moeten doen, is opkomende economieën toegang bieden tot de technologie en dat zal beter gaan als zij kunnen deelnemen aan de wereldwijde toeleveringsketen voor groene technologie”, zegt hij.
Dubbele standaarden
Avantika Goswami, van het Centre for Science and Environment in Delhi, stelt dat groene subsidies onderzoek, ontwikkeling en toepassing van groene technologieën kunnen stimuleren.
Maar, zegt ze, het risico is dat de mondiale ongelijkheid groter wordt als bedrijven hun productie weer naar rijke landen verplaatsen. Dat kan volgens haar de economieën van ontwikkelingslanden schaden omdat er dan minder exportinkomsten zijn of buitenlandse investeringen. Verder vindt ze dat ontwikkelingslanden de mogelijkheid moeten hebben om de binnenlandse industrie te stimuleren zonder dat ze van protectionisme worden beschuldigd.
“De ontwikkelde wereld buigt de regels van de vrijhandel om voor haar nationale belangen”, zegt ze.
Grensbelasting
Ook Faten Aggad, adviseur Klimaatdiplomatie van African Climate Foundation, noemt sommige maatregelen “die in naam van het klimaat worden ingevoerd, in wezen protectionistisch”.
Aggad benoemt onder meer de koolstofgrensbelasting van de Europese Unie, die tot doel heeft de emissies van ingevoerde CO2-intensieve producten zoals staal, aluminium en meststoffen te belasten.
De EU beweert dat de Europese industrie hierdoor niet langer zal uitwijken naar plekken waar er minder milieuregels gelden, maar grote economieën als China, India en Zuid-Afrika zeggen dat hun economieën hierdoor op oneerlijke wijze worden gestraft.
Aggad zegt dat de African Climate Foundation binnenkort een rapport naar buiten zal brengen waarin berekend werd dat Afrika jaarlijks 16 miljard dollar zal verliezen door de taks.
Handelsconflicten
Zij voegt er nog aan toe dat ontwikkelingslanden afhankelijk zijn van de toegang tot groene technologie van Europa, de VS en China en dat handelsconflicten tussen de blokken “dit alleen maar moeilijker maken”.
Ze denkt zelfs dat het contraproductief zou zijn als landen door deze conflicten een technologieleverancier zouden moeten kiezen “op basis van ideologische overeenstemming in plaats van kosteneffectiviteit”.
Campagnevoerder Li Shuo van Greenpeace in Peking ziet dat enigszins anders. Hij denkt dat concurrentie tussen grote landen over groene subsidies en grensbelastingen “niet per se een slechte zaak is” zolang het beleid gericht is op de groene transitie.
“Met andere woorden, het is de klimaatverandering die landen moeten bestrijden, niet elkaar”, zegt hij.