Het credo van Shell, ExxonMobil, BP, Total en Chevron (Big oil) is dat we voorlopig niet zonder fossiel kunnen. Dankzij Poetin hebben ze met elkaar voor ruim 100 miljard US Dollar winst kunnen boeken. Wat zou het mooi zijn als een groot deel van dat geld geïnvesteerd zou worden in duurzame energie opwekking. Maar er is nog meer nodig.
Zelfs 100 miljard is niet genoeg om de transitie voldoende snelheid te geven. Met hooguit 10 procent van dit megabedrag besteed aan het opkopen van firma’s die laadpalen neerzetten en een paar miljard aan wind- en zonneparken is het een ijdele hoop dat Big oil de wereld voor een klimaatramp zal behoeden. Wat Big oil betreft kan de transitie niet traag genoeg gaan.
In mijn vorige column “We vinden er wel watt op” berekende ik dat de hoeveelheid opgewekte energie uit wind en zon in de hele wereld nog lang niet genoeg is om volledig klimaatneutraal te kunnen zijn. Als we dat doel omstreeks 2050 zouden willen bereiken moeten we nog 32 keer zo veel groene stroom opwekken als in 2021.
Er zijn dus nog flinke investeringen nodig. Volgens het VN verdrag over klimaat (UNFCCC) moet er tot aan 2050 minstens 125.000 miljard geïnvesteerd worden voor de opwekking van duurzame energie. Uitgesmeerd over 25 jaar zou dat 5000 miljard per jaar moeten zijn.
In 2022 investeerde de wereld 1100 miljard US$ aan schone energie, voor de eerste keer net zo veel als aan productie van olie en gas.
Dat ultieme doel is dus nog lang niet bereikt, maar het bedrag groeit wel met 27 % per jaar.
Ik veronderstelde bovendien dat de transitie voor een aantal moeilijke sectoren zoals scheepvaart, luchtvaart en veeteelt, de productie van staal en aluminium lastiger is en dus trager zou kunnen verlopen dan de vervanging van kolen en gas voor elektriciteitsproductie. Die traagheid geldt dus met name voor het laatste traject van de transitie als het laaghangende fruit al geplukt is. Voorlopig zitten we echter nog in het begintraject van een S curve en voor de komende 10 à 15 jaar kan er nog wel een forse versnelling optreden. Dat kan als we in staat zijn een aantal remmende factoren uit de afgelopen decennia weg te nemen.
Misleiding en corrupt lobbyisme
Allereerst is er al sinds het begin van de algemene kennis over het gevaar van klimaatopwarming een enorme campagne opgezet vanuit de belanghebbenden in olie, gas en steenkool. Vrijwel gelijk nadat Hansen in 1987 zijn toespraak voor het Amerikaans congres had gehouden en het IPCC door de VN werd opgericht, staken een stuk of 600 olie- en gasbedrijven verenigd in het American Petroleum Institute API samen met de automobiel industrie van Ford en General Motors en het industriële imperium van de gebroeders Koch de koppen bij elkaar.
Zij begonnen met het verspreiden van twijfels over de juistheid van de klimaatmodellen en nadruk te leggen op de onzekerheden van de voorspellingen.
Met name het bedrijf ExxonMobil speelde daarin een zeer kwalijke rol. Het bedrijf was al in 1959 door de natuurkundige Edward Keller gewaarschuwd voor klimaatverandering door CO2. Eigen wetenschappers binnen het bedrijf publiceerden omstreeks 1970 berekeningen over de te verwachten catastrofale gevolgen en deze berekeningen zijn intussen verrassend precies uitgekomen. Het bedrijf heeft naar buiten toe echter volgehouden dat het allemaal niet waar was.
De groep van API en Koch heeft al bijna 30 jaar via tal van zogenaamd wetenschappelijke denktanks en instituten propagandistische berichten verspreid om de wetenschap omtrent klimaatverandering in diskrediet te brengen. Minstens zo effectief was hun lobbyisme in de Amerikaanse politiek. Zij gaven daar per jaar minstens 3 miljoen dollar aan uit en werden de belangrijkste financiers van de ultra rechtse Tea party en van diverse republikeinse prominente klimaatontkenners.
Deze zogenaamde klimaatsceptici hebben er in de afgelopen decennia veel aan bijgedragen dat wetgeving is tegengehouden, maatregelen zijn uitgebleven en investeringen in de transitie zijn achtergebleven.
Inmiddels zijn de meeste omkoopschandalen wel ontmaskerd en worden er tientallen juridische processen gevoerd tegen onder andere ExxonMobile. De toenemende gevolgen van klimaatverandering en de cijfers over de concentratie broeikasgassen zijn niet langer meer te ontkennen en bij regeringen in vrijwel alle landen komt er serieus klimaatbeleid van de grond.
In de VS is het intussen toch gelukt om de Inflation Reduction Act er door te krijgen,Via een heel assortiment van regelingen wordt daarmee bijna 500 miljard Dollar uitgetrokken om de transitie te bevorderen.
In Europa wordt de Green Deal uitgerold. Dit behelst een investeringsplan van 1000 miljard € dat voor de helft wordt gefinancierd uit de opbrengsten van het ETS, het Europese Emissie Trading System voor de gotere bedrijven.
Ook China en India en zelfs Australië zijn zeer voortvarend bezig met de versnelling van de energietransitie. Zo is in China tussen 2012 en 2022 de hoeveelheid opgewekte duurzame energie door water, wind en zon gestegen van 100 naar 1500 TWh/jaar. In India is de investering in duurzame energie opwekking in twee jaar verdubbeld tot 15 miljard US Dollar per jaar.
Directe en indirecte Subsidies
Een minstens zo belangrijke factor betreft de overheidssubsidies voor de fossiele industrie. Directe subsidies bestaan uit belastingvoordelen en lage prijzen voor gebruikers tot en met steun aan de aanleg van pijpleidingen, olie terminals, vergunningen voor boorputten etc.
Deze subsidies zijn al vele jaren in de buurt van 500 tot 700 miljard US Dollar per jaar en worden voornamelijk verstrekt in China, Rusland, Saudi Arabië en India. Daarnaast hebben ook in Europa de meeste grote bedrijven en andere grootverbruikers een zeer laag tarief voor energiebelastingen om daarmee hun concurrentiepositie te kunnen versterken. De bedrijven die hiervan profiteren chanteren de regeringen met het dreigement dat ze uit het land zullen vertrekken als de kortingen worden opgeheven.
Er bestaan echter ook indirecte subsidies. Dat zijn de externe kosten door schade aan het milieu en de volksgezondheid die door de gemeenschap gedragen worden of naar de toekomst worden doorgeschoven. Het IMF heeft daarvoor berekend dat die kosten ruim 5400 miljard US Dollar per jaar bedragen. Indien die zouden worden uitgesmeerd over het wereldgebruik aan fossiele energie dan zouden de marktprijzen verdubbelen.
Tegen de directe subsidies is intussen heel veel weerstand. De beloftes om die af te bouwen worden nog niet echt nageleefd, maar het is te verwachten dat de directe subsidies de komende tien jaar toch zullen verdwijnen. De G7 landen hebben in ieder geval afgesproken dat ze er voor 2025 mee zullen stoppen.
De indirecte subsidies worden in toenemende mate gecompenseerd door de invoering van CO2 belasting al of niet via de beprijzing van emissie rechten.. Inmiddels hebben al meer dan 25 landen een dergelijke koolstofbelasting ingevoerd en de prijzen variëren van een onnozel bedrag onder de 10 Dollar tot 140 Dollar per ton.
Dalende prijs voor energie uit wind en zon
Behalve dat er enorme bedragen directe en indirecte subsidies naar de fossiele energie zijn gegaan en nog steeds gaan, is de hoge prijs voor energie uit wind en zon in de beginperiode van de transitie een belangrijke factor geweest waardoor de transitie slechts traag op gang kwam. Deze situatie is echter inmiddels achter de rug.
Door de schaalvergroting en technologische verbeteringen zijn zowel de prijs voor PV als voor windturbines sinds 1980 enorm gedaald en wel met een factor 22 voor wind en een factor 150 voor PV. Voor het enorme potentieel wind op zee zal de prijsdaling zich in de komende jaren nog voortzetten en zit de groei nog in de beginfase Zelfs reeds bestaande kolencentrales kunnen intussen niet meer concurreren tegen de lage prijzen van duurzame stroom.
De grootste klapper die we binnen tien jaar mogen verwachten komt echter van een revolutionaire doorbraak op het gebied van batterij technologie. Er zijn vanuit de laboratoria al tal van veelbelovende ontwikkelingen gemeld, maar de Solid State LithiumAir batterij beloofd met een energiedichtheid van 1 KWh per kg, niet alleen super sterk maar ook nog eens veilig en goedkoop te worden en zonder zeldzame katalysatoren te kunnen. Dat is een energiedichtheid die nog nauwelijks onder doet voor kerosine.
Onvoldoende infrastructuur
Een andere handicap voor duurzame energie uit zon en wind is dat de benodigde infrastructuur nog niet voldoende uitgerold is, terwijl die voor gas, olie en steenkool al lang aanwezig was. Dit geldt voor de zware kabels en transformatoren in het netwerk, het geldt voor de laadpalen voor EV en het geldt voor de benodigde buffercapaciteit voor overbrugging van perioden met weinig zon en/of wind door middel van stuwmeren of waterstof. Deze situatie is nog steeds niet voldoende opgelost en vormt nog een belangrijke beperking voor de snelheid van de transitie.
De opkomst van energieopslag via het oppompen van water naar stuwmeren kan in heel veel landen het probleem van de discontinuïteit oplossen en dat kan betrekkelijk snel worden gerealiseerd. Het is ook te verwachten dat er in de komende tien jaar een enorme verbetering van de infrastructuur tot stand komt, waardoor ook de transitie naar energie uit wind en zon weer in een versnelling kan komen.
Zodra de productie van groene waterstof op gang komt, kan dit ook weer een enorme versnelling geven van de transitie bij de zware industrie. Tot nu toe is de prijs voor elektrolyse nog relatief hoog. Er zijn echter technische doorbraken gemeld waarbij goedkopere elektrolyse met zeewater en een hoog rendement in het vooruitzicht worden gesteld. En dergelijke technologische doorbraak kan in de komende tien jaar zijn beslag krijgen en tot een flinke versnelling leiden.
Investering door banken en beleggers
Tot op heden is het op enkele crisisjaren na, lucratief geweest om te investeren in de industrie voor kolen en gas. Dat weten de grote banken in de wereld ook en zolang het geld oplevert, hebben zij er geen enkele moeite mee om de wereld naar de verdoemenis te helpen. Uiteraard gebeurt dat onder het voorwendsel dat er winst nodig is om de transitie te bekostigen en dat er nog tot ver voorbij 2050 olie en gas nodig zal zijn, waardoor ze in nieuwe bronnen moeten blijven investeren.
De ware reden is dat investeringen in de fossiele brandstoffen sector het hoogste rendement opleveren. In de 6 jaar na het klimaatakkoord van Parijs in 2015 hebben de banken bij elkaar 4600 miljard US Dollar geleend aan de olie- en gasindustrie. Als dat aan duurzame energie opwekking was geïnvesteerd zouden we er nu al een stuk beter voor staan.
Op de COP vergadering in Glasgow 2021 werd door meer dan 160 financiële firma’s een initiatief genomen om deze investeringen af te bouwen, (Glasgow Financial Aliance for Net Zero GFANZ)
De grootste vermogensbeheerder ter wereld BlackRock die voor meer dan 10.000 miljard dollar de beleggingen uitvoert voor pensioenfondsen, verzekeraars en particulieren heeft het GFANZ initiatief ook ondertekend en is ook door de bij hen aangesloten investeerders aangespoord om zogenaamde ESG (Environmental Social and Governance) beleid te voeren.
Deze beleidsverandering bij de investeerders verloopt natuurlijk niet helemaal zonder protest van de Republikeinse handlangers van Big oil.
In 2022 ontstond echter al gelijk een anti ESG sentiment onder de rechtse kapitalisten, die kritiek hadden op banken en investeerders met dergelijke in hun ogen linkse neigingen. Er ontstond een term “WOKE capital” voor het zogenaamd misbruiken van spaardersgeld voor politieke doeleinden. In augustus 2022 werd er door een groep van 19 Republikeinse AG’s (Attorny Generals = Procureur Generaals) ) een brief gestuurd naar de directie van BlackRock waarin werd aangedrongen om daar mee te stoppen. De brief heeft geen gevolg gehad op het beleid van BlackRock. Het zal de komende decennia steeds moeilijker voor Big oil worden om kapitaal aan te trekken voor hun gigantische investeringen in nieuwe olie- en gasbronnen.
Kartelvorming en prijsregulering
In de hele prijsconcurrentie tussen fossiele energie en duurzame elektriciteit speelt ook een rol dat de prijs voor olie en gas sterk bepaald wordt door de verhouding tussen vraag en aanbod. Deze verhouding wordt zeer sterk beïnvloed door politieke crises en schommelingen van de economische groei. Het oliekartel OPEC kan dat bovendien beïnvloeden door productiebeperkingen en ook grote gasleveranciers zoals Gazprom kunnen de kranen dichtdraaien.
Tot nu toe konden de producenten daarmee schaarste creëren om de prijs op te voeren en hun winsten daarmee op pijl houden. Die situatie heeft al een paar keer voor een crisis gezorgd. Het kan echter ook averechts uitwerken. In 1973 ontstond er een oliecrisis doordat Arabische oliestaten de levering van olie aan Westerse landen stopten vanwege steun aan de Jom Kipoeroorlog van Israël. Daardoor besloten vooral Frankrijk en nog wat andere landen over te gaan op kernenergie.
Hoge prijzen voor benzine geven sinds enige jaren een sterke prikkel voor de overgang op elektrische auto’s. De huidige gascrisis onder invloed van Rusland leidt er toe dat diverse Europese landen de transitie naar verduurzaming versnellen.
Hoewel de schaarste voor gas in Europa ook nog voor een deel door steenkool en LNG kan worden gedekt, zal op den duur toch de vraag naar aardgas gaan afnemen door de opkomst van energie uit wind en zon. Zodra de vraag naar steenkool, olie en gas significant gaat afnemen kan het gebeuren dat de marktprijzen van olie en gas lager worden en zelfs tot onder de productiekosten dalen en dat daardoor geen winst meer gemaakt wordt. Dat is voor de steenkoolindustrie eigenlijk al gaande. Maar over een jaar of tien kan dat voor olie en gas ook gebeuren. Een dergelijke situatie deed zich al voor in 2020 toen ten gevolge van de wereldwijde lock downs de vraag naar olie en gas was gedaald.
Kapitaalvlucht
Het is met de enorme winsten van Big oil over het jaar 2022 misschien niet voor te stellen, maar het kan in de nabije toekomst ook wel eens anders uitpakken. De jaren 2021 en 2022 waren na de coronacrisis record jaren voor de vraag naar olie en gas. In de komende jaren kan de opkomst van duurzame energie tot een kantelpunt leiden, waardoor de winsten weer verschrompelen. Dat zal aandeelhouders er toe aanzetten om hun kapitaal ergens anders in te investeren.
Het resultaat van een dergelijke kapitaalvlucht kan zijn dat de aandelen veel minder waard worden, waardoor nog meer investeerders willen vertrekken etc etc. Zelfs voordat het zover is zullen beleggers in het zicht van dit risico hun geld willen investeren in fondsen met minder risico, zoals duurzame energie
De hoeveelheid kapitaal die in de aandelen van de 10 grootste energie maatschappijen zit, beloopt bijna 3000 miljard Dollar.
Dit kapitaal zal dan voor een deel op zoek gaan naar een beter rendement. Dat is niet zo moeilijk. Met name in landen met een opkomende economie en ontwikkelingslanden bestaat er heel veel gebrek aan kapitaal, terwijl er wel ruimte, wind en zon genoeg is. Een hoeveelheid van 1350 miljard US Dollar zou daar nodig zijn om de transitie sneller te laten verlopen.
Desinvestment
Tenslotte wordt de waarde van de aandelen ook bepaald door vraag en aanbod op de aandelenmarkt. Op initiatief van Bill Mc Kibben is in 2007 de actie 350.org gestart waarin investeerders en beleggers wordt opgeroepen om op grond van de morele overweging dat we de uitstoot van broeikasgassen moeten terugdringen de aandelen in olie en gas te verkopen. Deze actie is een succes en vooral nagevolgd door kerken, universiteiten, steden en particuliere investeerders. Omdat de aandelen aan andere partijen verkocht zijn, wil deze actie nog niet betekenen dat de fossiele industrie geen geld meer kan krijgen.
Zolang er andere kopers zijn voor de aandelen zal het effect dus beperkt blijven. Nu Big oil in 2022 megawinsten geboekt hebben, zullen er genoeg belangstellenden zijn die aandelen willen kopen. Bovendien gaan de bedrijven een groot deel van die winst gebruiken om hun eigen aandelen op te kopen, zodat de koerswaarde op peil blijft.
Toch een versnelling?
Al met al waren er dus best wel veel remmende omstandigheden in het verleden die de komende tien jaar gaan veranderen of al zijn veranderd. Het zou dus best wel eens zo kunnen zijn dat de aanloopperiode van de transitie juist extra moeilijk is geweest en dat de grote versnelling nog moet komen. Veel zal afhangen van het bereiken van kantelpunten in de technologische ontwikkeling.
Zo zou het kunnen dat het gebruik van waterstof als transport- en opslagmedium, al of niet in de vorm van ammoniak of methanol, voor een doorbraak gaat zorgen, omdat de discontinuïteit van energie uit wind en zon daarmee ten dele kan worden opgevangen. Bovendien kan daarmee energie uit landen met een overvloed aan zon en wind energie naar landen met weinig mogelijkheden worden getransporteerd.
De opkomst van groene waterstoftechnologie zou een enorme werkgelegenheid kunnen geven in de landen waar nu de meeste economische vluchtelingen vandaan komen. De waterstoftechnologie zou de oplossing kunnen zijn voor technisch moeilijk te verduurzamen sectoren zoals, cement, ijzer en staal, aluminium, kunstmest, vliegverkeer en scheepvaart. Als dit tegelijk gepaard gaat met een kapitaalvlucht uit “fossil fuel” naar groene waterstof, kan het allemaal nog sneller gaan.
Zodra de vraag naar olie en gas in absolute termen gaat dalen omdat die sector niet meer kan concurreren met de steeds goedkopere energie uit wind en zon, de enorme subsidies voor de sector fossiel zouden stoppen en de belasting op de uitstoot van CO2 hoger wordt, zou dit een genadeklap voor de sector kunnen betekenen. Een verlaging van de prijs voor olie en gas vanwege de verandering in de verhouding vraag en aanbod kan de winstmarge zo klein maken dat de bedrijven failliet gaan.
Misschien zitten we met de transitie nog maar aan het begin van een exponentiële curve, wie zal het zeggen?
Han Blok