Merendeel ammoniakemissie door landbouw
In 2020 bedroeg de toegevoegde waarde van de landbouw 1 procent van het bruto binnenlands product (bbp). In 1995 was dit nog 3 procent. De bijdrage van landbouw aan emissies is relatief groot. Dit geldt vooral voor de emissie van stikstof die in de vorm van ammoniak in de lucht terechtkomt. In 2020 was de landbouw verantwoordelijk voor ruim 80 procent van de totale ammoniakuitstoot door Nederlandse bedrijven en huishoudens. In 1995 was dit 91 procent. De landbouw stootte zowel in 1995 als in 2020 12 procent van de broeikasgassen uit. De bijdrage van de landbouw aan de uitstoot van fijnstof is 7 procent, maar was in 1995 nog lager (4 procent).
Melkveehouderij stoot meeste broeikasgas uit
De uitstoot door de landbouw verschilt per sector. De melkveehouderij stoot het grootste deel van de broeikasgassen uit (36 procent in 2020). Runderen stoten het broeikasgas methaan uit. Ook stoot de melkveesector de meeste ammoniak en stikstofoxiden uit. Vergeleken met het aandeel van de veeteelt in de toegevoegde waarde zijn die emissies relatief hoog.
Ook de (glas)tuinbouw stoot veel broeikasgassen uit. Dit gebeurt bij de opwekking van energie met aardgas. Een deel van de opgewekte elektriciteit wordt geleverd aan het openbare net. Het aandeel van de tuinbouw in de toegevoegde waarde van de landbouw is de helft van het totaal.
De meeste fijnstof wordt uitgestoten door landbouwwerktuigen (37 procent) en pluimveehouderijen (25 procent), door stofrijke stallen.
Het CBS onderzocht hoe de landbouw zich vanaf 1995 vanuit milieuoogpunt heeft ontwikkeld en publiceerde dit in twee artikelen in de reeks Statistische Trends: ‘De verduurzaming van de landbouw – deel I: productie en verbruik’ en ‘De verduurzaming van de landbouw – deel II: emissies’. Centraal staat hoe het verbruik en de emissies zich ontwikkelden in samenhang met de productie.